zondag 10 juni 2012

Het damesorkest



Er is hier de afgelopen weken weer flink gelezen op het tabletje. Van Herman Pieter de Boer heb ik al heel lang bijna alle boeken in de kast staan, maar niet bij de hand. Je kunt niet alles meenemen helaas.
Het internet bood me weer een keur aan boeken en ik kon niet nalaten om ook weer een boek uit eigen bibliotheek te lezen. Digitaal.


Tweeënveertig stadsverhalen. Ze spelen zich af in een ongenoemde stad rond de jaren dertig, zijn wonderlijk en mooi geïllustreerd door Pat Andrea en vormen een snoer van literaire parels.

Ik citeer hoofdstuk 16, met als doel u het hele boek te laten bestellen onder ISBN 901001486X bij uw eigen boekhandel.

De vrouw die altijd en eeuwig bloemkool kookte

In de Meyerbeerstraat woonde, op nummer 17- driehoog, een zeer nette vrouw. Haar man was stempelmaker en bracht maar een schijntje loon thuis, daarom woonden ze in zo'n armetierig bovenhuisje. Vrouw Heine echter was zowel zuinig als vlijtig; woning en echtpaar zagen er fatsoenlijk uit. Meubeltjes gepoetst, bewassing zindelijk. Bovendien had vrouw Heine een ziel van goud. Was er iemand ziek bij de buren, ze verscheen als de reddende engel. De vaat, de grote was, ramen lappen, stofzuigen, boodschappen halen, niets was te veel. Ook had ze altijd een vriendelijk woord.
Haar man? Dat was een bleke stokvis, nogal zwijgzaam. Maar een brave kerel. Nooit in de kroeg, op tijd naar de kapper, 's Avonds zaten ze samen thuis bij een spelletje halma, en op zondagmiddag liepen ze stijf gearmd langs het kanaal. Hoe kwam het dan dat de buren dit koppel liever kwijt zouden zijn?

Dat kwam omdat vrouw Heine al een jaar lang iedere dag bloemkool kookte. Het hele pand stonk naar de bloemkool en de lucht drong door de muren naar de naaste percelen. Vaak zelfs klaagde men aan de overkant. Daar het in wezen zulke deugdelijke mensen waren, die twee van Heine, had niemand de moed om bezwaar te maken.
Totdat die mensjes van 17 - tweehoog naar het oude liedenhuis gingen en er een jeugdig spannetje introk. Hij, ene Onlangs, was gediplomeerd radiomonteur en zij was hoogzwanger. De tweede avond al kwam hij aankloppen bij 17 - éénhoog, of het hier altijd zo godvergeten stonk. 'Ja,' zeiden ze.

'Sodeju,' zei Onlangs, 'mijn Jopie loopt op alle dagen en ze wordt er misselijk van. Waar komt die lucht vandaan?' Ze vertelden het hem. 'Zo,' zei hij, en prompt vloog hij de treden op naar die lui van Heine. De buren hingen met grote oren in het trapportaal. Dat werd ruzie! Maar het bleef vrij rustig. Ze hoorden wel stemmen en een soortement vaag gejammer, maar geen kabaal. Na een kwartiertje kwam de monteur naar beneden. Hij keek bedrukt. 'En?' vroegen ze. Hij ging op de trap zitten en rolde een sigaretje. 'D'r is niks aan te doen,' zei hij. 'Wil ze niets anders koken?'

Hij knikte. 'Ze wil wel, maar ze kan niet. Oeh, wat zat dat wijfje te huilen. Wat is het geval, die man heeft de ziekte van Rüpp.' 'Nooit van gehoord. Wat is dat in vredesnaam!' 'Daar kon ik geen wijs uit,' zei de monteur, 'maar als hij één dag geen bloemkool krijgt, dan sterft hij een vreselijke dood.'

'Och heden,' zuchtte buurvrouw Veith, 'ik dacht al, zo'n heldere vrouw, d'r is iets, anders zou ze niet eeuwig die stinkende bloemkool koken.'
Buurvrouw Cohen d'r lip trilde en ze kreeg vochtige ogen. 'Ik heb ze d'r nog wel om gehaat,' zei ze beschaamd. 'Men moet het dan maar verdragen,' zei haar man, 'men wil die man z'n dood niet.'
Het vrouwtje van de monteur kwam met haar dikke buik de trap afzakken. Ze steunde haar rug met een hand. 'God, wat een lucht,' zei ze. 'Heb je wat bereikt?' Onlangs sloeg zijn armen om haar heen. 'Krijg jij maar gauw je koter,' zei hij, 'als je weer gewoon bent, dan went het wel.'

Vrij kort daarna ging Heine toch dood. De buren lapten voor een krans met lint: 'Rust Zacht, beste buurman'. Ze troostten het goeie mens en waren allemaal present op het kerkhof.

Sindsdien kookte vrouw Heine spinazie, spitskool, spruitjes, worteltjes, andijvie, raapstelen, peultjes, kapucijners, bietjes, peertjes, prei, tuinbonen, schorseneren, rabarber, Brussels lof, linzen, doppertjes, koolrabi, meiknolletjes, komkommer, groene, rode en Chinese kool, zuurkool, knolselderij, savoie kool, prinsessenbonen, pronkbonen, bruine en witte bonen, boerenkool, groene erwten en postelein, maar nooit meer bloemkool.
Toch bleef men het ruiken. De geur had het hele huis doortrokken. Het duurde wel twee jaar voor het weg was. Tot op de dag van heden spreekt de hele Meyerbeerstraat nog van Maison Bloemkool als dit pand bedoeld wordt.

De radiomonteur en zijn vrouw kregen hun kind, Roosje. Daarmee woonden ze nog een jaar in het huis, toen vertrokken ze. Roosje Onlangs bleek later verzot te zijn op bloemkool. Ze vond het ook heerlijk ruiken. 'Gezellig,' zei ze, 'zo vertrouwd, ik weet niet.'

2 opmerkingen: